Rijkert Knoppers, in Technisch Weekblad 14 januari 2020
Op 20 juli 2013 schrok de bevolking van de Zwitserse stad St. Gallen op van een aardbeving met de kracht van 3,5 op de schaal van Richter. In de maanden daarna volgde een serie van 232 lichtere aardschokken. De betreffende aardbevingen waren zonder twijfel een direct gevolg van de proefnemingen door de overheidsinstantie Sankt Galler Stadtwerke met een geothermisch project. Hierbij vond injectie van water plaats in een ondoordringbare rotslaag op drie kilometer diepte, om daar een kunstmatig geothermisch reservoir te creëren. Door de geïnjecteerde vloeistof steeg de druk in de bodem, wat -zoals al eerder bekend was- kan leiden tot aardbevingen. Dergelijke door menselijk handelen veroorzaakte aardbevingen kunnen zich overigens ook voordoen bij bijvoorbeeld de opslag van CO2 in de bodem. Onderzoekers van het Zwitsers onderzoeksinstituut EPFL hebben nu in samenwerking met het Swiss Federal Office of Energy een techniek ontwikkeld om het risico van “human induced earthquakes” te verminderen. De aanpak komt neer op het “trainen” van het ondergrondse reservoir, door bijvoorbeeld het injecteren van koude vloeistof gedurende minstens 12 maanden. ‘Door het afkoelen van het reservoir krimpt het volume van de rotsbodem,’ verduidelijkt projectleider Barnaby Fryer per e-mail. ‘Hierdoor nemen de horizontale krachten af, en daalt de spanning waardoor de kans op aardbevingen vermindert.’ Fryer wijst er hierbij op dat bij opslag van CO2 veel grotere volumes gas in de aardbodem terechtkomen dan de hoeveelheid water die bij geothermische projecten in gebruik is, met als gevolg een grotere kans op aardbevingen. ‘Dus ik denk dat je dit risico in alle gevallen serieus moet nemen,’ aldus Fryer. ‘De kans op aardbevingen door gaswinning in Groningen is overigens een ander verhaal, onze trainingstechniek is bedoeld voor de behandeling van reservoirs en is niet relevant voor gaswinning. Wanneer er in Nederland eventueel een geothermisch project van start zou gaan, dan zou onze aanpak wel relevant kunnen zijn.’