Technisch Weekblad, nr 11, 15 maart 2013
Rijkert Knoppers
Het gaat niet erg goed met de duurzame energievoorziening in Nederland, constateerde Mark van Baal vorige week in dit blad. Uit de nieuwste cijfers van CBS blijkt weliswaar dat er in 2012 voor het eerst meer dan 10 procent van alle geconsumeerde elektriciteit afkomstig is uit duurzame bronnen, maar ons land blijkt toch al jaren sterk achter te lopen bij omringende landen, zoals Duitsland, waar het duurzame aandeel zo’n 25 procent van de nationale elektriciteitsvoorziening bedraagt.
Minstens zo betreurenswaardig lijkt het feit dat het in ons land ook allesbehalve goed gaat met de planvorming rond de toekomstige energievoorziening, zo bleek afgelopen week tijdens een nieuw rapport van TNO. Plannen op energiegebied zijn er in elk geval genoeg, maar liefst twintig scenario’s zijn er recent over de toekomstige Nederlandse energievoorziening uitgebracht. Sommige daarvan kijken niet verder dan het jaar 2020 of 2030, andere studies hanteren een tijdshorizon tot 2040 of 2050. De rapporten vertonen ook onder meer grote verschillen ten aanzien van de mogelijke ontwikkeling van de fossiele energieprijzen. Ook denken sommige studies dat het Nederlandse energieverbruik zal stijgen van 3400 PJ (anno 2010) naar 5000 PJ per jaar, andere onderzoekers verwachten dat er zelfs een daling naar 1600 PJ per jaar in kan zitten. Een van de conclusies van de TNO-studie “Naar een toekomstbestendig energiesysteem voor Nederland” is dat geen van de gepresenteerde toekomstbeelden inzicht geeft in de gevolgen van de toepassing van duurzame bronnen voor bijvoorbeeld de energieprijzen, de concurrentiepositie van de energie-intensieve sector en de werkgelegenheid. ‘De beschouwde toekomstscenario’s verschillen sterk in transparantie, kwaliteit en volledigheid van de onderlinge aannames,’ aldus het rapport, dat verder stelt dat Nederland niet beschikt over een consistent transitiebeleid. Maar wat dan? TNO pleit onder meer voor een vergaande energiebesparing en voor het effectief beprijzen van de CO2 uitstoot, maar benadrukt vooral het feit dat er geen voldoende kennis over de gewenste energietransitie voorhanden is. Hier gaat de onderzoeksinstelling wel erg kort door de bocht. Alsof het bestaan van uitstekende plannen, scenario’s en rapporten wel een daadwerkelijke transitie naar meer duurzaamheid zou garanderen! Want hoe kan het dan dat andere landen, zoals Duitsland, Denemarken en Zweden er met succes in slagen een flink aandeel duurzame energie te realiseren? Liggen hier wel consistente scenario’s aan ten grondslag? Het magere aandeel van duurzame bronnen aan onze energievoorziening lijkt niet zozeer te zijn ontstaan door een gebrekkige kennisstructuur, het ligt eerder aan het feit dat binnen ons energiesysteem de beschikbaarheid van aardgas en aardolie zo’n dominante rol speelt. Dit feit is niet aan de TNO onderzoekers ontgaan, maar deze conclusie is nauwelijks in de aanbevelingen terug te vinden. Het was misschien beter geweest als TNO, naast de serie onderzochte twintig studies, een 21e rapport had geschreven met niet mis te verstane concrete aanbevelingen. Dan zouden we morgen aan de slag kunnen, nu lijken we eerst te moeten wachten totdat onze kennis voldoende op peil is.