De weg van innovaties

Milieumagazine, nr 8, oktober 2012
Rijkert Knoppers

Wat kan je eraan doen om de introductie van een nieuwe technologie zo goed mogelijk te laten verlopen? En wat gebeurt er als mensen die technologie niet willen? Die vragen stonden centraal in het promotieonderzoek van Bram Verhees. Helemaal eenduidig zal het antwoord nooit zijn, vertelt de promovendus, maar er zijn wel degelijk een aantal strategieën te onderscheiden.

In de Moray Firth, een stuk zee ten noorden van Schotland, zal naar verwachting vanaf het jaar 2020 ‘s werelds grootste offshore windpark gaan draaien. Ruim 330 windturbines met een gezamenlijk vermogen van 1,5 GW (gigawatt) zullen tegen die tijd genoeg elektriciteit genereren om 1 miljoen huishoudens van elektriciteit te voorzien. Het windpark, dat ongeveer 20 km voor de kust van Caithness zal komen te staan, zal het jaarlijkse verbruik van steenkool door de Schotse elektriciteitscentrales met een derde verminderen, van zes naar vier miljoen ton. 

Heeft dit plan, dat begin september het licht zag, enige kans van slagen? Kan een enkele projectontwikkelaar of een zelfstandige multinationale onderneming een dergelijke grootschalige project initialiseren, of is hiertoe een positieve houding van de overheid onontbeerlijk? En hoe staat het met de eventuele dwarsliggers? Welke rol zullen maatschappelijke groeperingen spelen, die zich plotseling druk gaan maken over horizonvervuiling of die bezorgd zijn om vogels die tegen de wieken zouden kunnen vliegen? ‘Het ontwikkelen van een nieuwe techniek kan je het beste vergelijken met een innovatieve reis,’ vertelt Bram Verhees, ‘een dergelijk proces vraagt om een culturele legitimiteit, waarbij vooral de kwestie belangrijk is of de nieuwe technologie maatschappelijk gezien wenselijk is of niet.’

Verhees, die onlangs op een onderzoek naar de totstandkoming van die culturele legitimiteit tijdens innovatieve processen promoveerde aan de Technische Universiteit Eindhoven, constateert dat innovaties lang niet altijd voldoen aan de verwachtingen die vooraf gewekt zijn. Kijk maar naar de geschiedenis van kernenergie, zegt Verhees, die vervolgens benadrukt hoe groot de verschillen tussen Nederland en Engeland ten aanzien van deze techniek waren. ‘In Nederland was er vooral een felle polemiek over kernenergie in het algemeen, terwijl in Engeland de discussie zich veel meer toespitste op de vraag, welke specifiek model kernreactor de voorkeur verdiende. In ons land mondde vervolgens het innovatieve proces uit in de Brede Maatschappelijke Discussie over Kernenergie, in Engeland beheerste op een gegeven moment vooral het slechte economische functioneren van kernenergie het debat.’ Verhees koos nadrukkelijk voor het bestuderen van kernenergie omdat de geschiedenis daarvan goed gedocumenteerd is, interessant was en er bovendien voortdurend sprake was van intensieve debatten tussen de voor- en tegenstanders.

Langdurige processen
Verhees heeft zich in zijn promotieonderzoek beperkt tot grootschalige langdurige technologische innovaties waarbij de overheid een belangrijke rol speelde. ‘Ook al heb ik in mijn onderzoek vooral de ontwikkeling van kernenergie bekeken, mijn interesse ligt bij de ontwikkeling van techniek in het algemeen,’ verduidelijkt Verhees, ‘ik denk dat mijn beschrijving van het innovatieproces vooral op gaat voor technologieën waarbij de adoptiebeslissing extern ligt, dus door de overheid.’ Een productinnovatie als de iPhone haalde het om die reden niet als onderzoeksobject, mede omdat de introductie van dit apparaat nog maar zo kort geleden plaats vond. Maar ook grootschalige transities uit een verder verleden, zoals de overgang van paard en wagen naar de auto, vielen af. ‘Zulke omwentelingen zijn al vele malen uitvoerig onderzocht,’ aldus Verhees, ‘Daarnaast zijn culturele uitingen zoals posters en spotprenten voor mij belangrijke bronnen, en die zijn overvloedig aanwezig voor het onderwerp kernenergie.’

Als het gaat om de vraag hoe een innovatie zijn plek in de samenleving verovert, maakt Verhees onderscheid tussen vijf strategieën die een rol spelen. De eerste refereert aan het overtuigen van mensen van het nut van de nieuwe techniek aan de hand van gebeurtenissen in de wereld om ons heen. ‘Iedereen gebruikt die argumenten die het beste te pas komen om het eigen standpunt te verdedigen,’ aldus Verhees, ‘Het Tsjernobyl ongeluk was natuurlijk voer voor tegenstanders. Maar in Frankrijk overheerste daarna bijvoorbeeld het argument dat er bij hun eigen reactoren sprake was van superieure techniek. Iets vergelijkbaars zag je bij het ongeluk van Three Mile Island, waarna voorstanders van kernenergie redeneerden dat zelfs dit ernstige ongeluk uiteindelijk beheersbaar bleef.’ 

De tweede strategie betreft het vergroten van de geloofwaardigheid, met als doel om het benodigde draagvlak te verbreden. Tegenstanders van kernenergie gingen hierbij onder meer over tot het samenwerken met bezorgde wetenschappers, die vervolgens bereid bleken om publiekelijk te beweren dat kernenergie onwenselijk was.

Wanneer de gehanteerde argumentatie aansluit bij het dagelijkse leven van het grote publiek is sprake van de derde strategie. ‘Je ziet dat bijvoorbeeld de voorstanders van kernenergie probeerden mensen te overtuigen van het feit dat kernenergie op een heel breed terrein nuttig zou zijn,’ aldus Verhees, ‘dus niet alleen voor de opwekking van elektriciteit, maar ook in de geneeskunde, in de landbouw en voor transportdoeleinden, zoals auto’s of treinen die op kernenergie zouden kunnen rijden. De andere kant was er ook, toen de overheid de Kalkarheffing instelde, waardoor het grote publiek gedwongen kennis maakte met kernenergie via de portemonnee.’

De vierde strategie betreft het verwijzen naar algemeen geaccepteerde ontwikkelingen. Bijvoorbeeld door te stellen dat kernenergie modern is, of dat deze techniek een belangrijke rol kan spelen in de naoorlogse wederopbouw. 

Tot slot is een vijfde strategie om de betreffende innovatie op te voeren als oplossing voor een urgent maatschappelijk probleem. ‘Dat kan bijvoorbeeld gaan over de continuïteit van de energievoorziening, zoals naar voren kwam tijdens de oliecrisis van de jaren 70,’ aldus Verhees, ‘deze dimensie zal een minder belangrijke rol spelen in innovatietraject van iets als een iPhone, er ontbreekt immers een maatschappelijke noodzaak om deze zo snel mogelijk in te voeren. Maar bijvoorbeeld op het voorstel om bij Barendrecht CO2 in de bodem op te slaan, zal het vermoedelijk wel van toepassing zijn.’ 

Verhees’ onderzoek naar de innovatietrajecten van nieuwe technologieën concentreert zich dus vooral op hoe het er in het verleden is toegegaan. Maar valt er ook iets te vertellen hoe de introductie van technologische innovaties het beste kan verlopen? Wat moet bijvoorbeeld projectontwikkelaar Moray Offshore Renewables Ltd doen om met succes ten noorden van Schotland het grootste offshore windpark ter wereld te realiseren? ‘Het succes van een innovatie hangt af van vele factoren,’ aldus Verhees, ‘De mate waarin de technologie een belangwekkend maatschappelijk probleem adresseert, is hierbij zeker van belang, net zoals de kracht van de gehanteerde wetenschappelijke argumentatie. Maar hoewel mijn raamwerk zulke ingewikkeld processen uiterst effectief kan beschrijven, blijft het lastig om daaruit af te leiden hoe ze het beste te sturen zijn.’

– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – 
– Bram Verhees: Cultural legitimacy and innovation journeys; a new perspective applied to Dutch and British Nuclear Power.
– Uitg. Eindhoven University of Technology, school of innovation sciences.
– Proefschrift verdedigd op 27 februari 2012 aan de TU Eindhoven.